Goudvinder: Sylvain Vandekerckhove

Meer dan 50 jaar brengt Sylvain Vandekerckhove wat hij voelt en denkt op doek. ‘Vooral na het vroegtijdige overlijden van mijn moeder nam mijn drang om te schilderen een hoge vlucht’, vertelt hij. ‘Ik was toen amper 22 jaar en op doek kon ik veel van wat ik gewaarwerd kwijt.’ Vandaag verblijft Sylvain in het woonzorgcentrum De Olijfboom. In het voorjaar nam hij deel aan ‘Mijn Warm Genk’, de uitdaging van de Adviesraad 55+ aan jongeren en medioren en senioren om met foto’s, kunstwerken en gedichten de hartelijke dynamiek in onze stad te verbeelden. Met drie prachtige schilderijen meldde dit voor velen onbekende Genkse talent zich aan. Eén werk kreeg van de jury een onderscheiding.

‘Het is dankzij mijn ergotherapeute dat ik deelnam aan Mijn Warm Genk’, lacht de vrolijk gestemde Sylvain. Doordat de coronamaatregelen een echt gesprek nog altijd onmogelijk maken, houden we het interview via Teams, een tool om te videobellen. Als een vis in het water, zo beweegt Sylvain zich voor de camera. Hij vertelt honderduit over schilderen en zijn passie voor Brugge. ‘Maar achter je hangt een gebouw uit Genk’, vult ergotherapeute Ruth aan, die het gesprek technisch mee mogelijk maakt. ‘Klopt, dat is het oude kozenhuisje’, antwoordt Sylvain terwijl hij zich omdraait en enkele aanwijzingen geeft op het schilderij.

Taferelen die leven

‘Toen ik dit tafereel schilderde, zag het er zo niet meer uit.’ De kleine lemen boerderij vatte immers vlam nadat ongenode gasten er onvoorzichtig waren. ‘Het verhaal achter dit doek illustreert hoe ik te werk ga’, licht Sylvain toe. ‘Aangekomen op de site zag ik enkel resten van hoe het huisje er ooit moet hebben uitgezien. Het leek me leuk het originele uitzicht op doek weer tot leven te wekken. Daarom verzamelde ik ter plaatse tal van brokstukken, zoals het raamkozijn. Die nam ik mee om mezelf als het ware in de setting onder te dompelen. Aan de hand van oude foto’s en de verzamelde resten kreeg ik voor mezelf een duidelijk beeld van het vroegere kozenhuisje’, neemt Sylvain ons mee in het wordingsproces van het doek. ‘Eens ik een duidelijk beeld heb ik mijn hoofd, gaan mijn handen bijna automatisch aan de slag. En denk ik niet meer na over welke kleuren ik hoe moet mengen.’

Aardappelen

‘Van wat ik schilder, moet ik de sfeer kunnen opsnuiven’, droomt een zichtbaar genietende Sylvain even weg bij zijn persoonlijke ideeën over hoe hij taferelen met olieverf uit zijn borstel penseelt. ‘Borstel?’, repliceert hij. ‘Mijn vaste gezel is een aardappelmesje. Niet dat ik plan oor en hoofd te scheiden. Maar daarmee slaag ik er het beste in het beoogde resultaat te verkrijgen.’ Of Van Gogh hem inspireert? ‘Er is niet één persoon aan wie ik me spiegel bij de bepaling van wat en hoe ik schilder. Mijn voorkeur is een heel palet aan diverse meesters als voorbeeld te nemen en me door heel uiteenlopende schilders te laten beïnvloeden’, antwoordt Sylvain. ‘Belangrijker is hoe ik me voel’, voegt hij eraan toe. ‘Als er iets is dat mijn gemoed bedrukt of mijn gezondheid ondermijnt, lukt het me niet.

Kruipen in het doek

‘Wanneer ik schilder, moet ik in het doek kunnen kruipen’, werpt Sylvain een idee op waar je als gesprekspartner niet passief aan voorbij kan gaan. ‘Ik leef me helemaal in het tafereel in.’ Daar gaat de kunstenaar best ver in: ‘Als ik sneeuw schilder, wil ik de kou ervan voelen. Van een boom op doek kan je zeker zijn dat ik hem heb betast en van dichtbij bestudeerd.’ Ook op zijn 77ste blijft zijn kritische zelfkijk overeind. ‘Ik ontzie me zelf nooit. Pas wanneer ik zelf helemaal blij ben met het resultaat durf ik ermee naar buiten. Een doek moet diep doordrongen worden met een ziel. Er moet kunstzinnig reliëf in zitten.’ Dat betekent onder meer dat een schilderij niet gauw klaar is. ‘Zolang mijn opdrachtgever het niet komt halen, bouw ik eraan voort. Wie mij vraagt een schilderij te maken, moet er zich bewust van zijn dat ik werk zonder tijdslimiet. Tijdsdruk is nefast voor het resultaat.’

Alles bij elkaar kan tussen een opdracht en de oplevering van het werk gerust een half jaar zitten. ‘Schilderen doe ik voor mijn plezier. Dat ik nog altijd veel opdrachten ontvang, zie ik als het beste bewijs dat veel mensen daar geen moeite mee hebben’, verdedigt Sylvain zijn uiterst veeleisende houding ten aanzien van wat hij aflevert. Hij geeft zelf een bijzonder leuk voorbeeld daarvan: ‘Het doek dat van de jury van Mijn Warm Genk een pluim kreeg, plan ik verder te verfraaien.’ Daarop is het begijnhof in Brugge te zien. ‘Ik ben bezig met de voorbereidingen om daar drie begijntjes bij te schilderen’, lacht Sylvain. De subtiele toevoeging belooft een verdere diepgang en katapulteert het kunstzinnige oog naar de tijd waarin het tafereel baadt.

Relatieve tijd

Waaraan Sylvain wel denkt terwijl hij in gedachten ‘kruipt’ in zijn werk? ‘Dikwijls maak ik een verre reis in mijn hoofd. Als grote geschiedenisliefhebber beschik ik over tal van mogelijke sferen waarnaar ik kan springen. De optelsom van een historische gebeurtenis en een concrete plaats vandaag levert veel stof op voor verrassende schilderijen. De film die het heden verbindt met het verleden moet ik in mezelf kunnen blijven afspelen.’ Veelvuldig trok Sylvain naar Brugge, de hoofdstad van de provincie waaruit zijn vader afkomstig was voor hij in Genk landde in 1917. ‘Bij het creëren van een typisch tafereel liet ik bijvoorbeeld Jan Breydel en Pieter De Coninck of de Leliaards en Klauwaards opdraven en voelde ik me bezield door hun aanwezigheid. In mijn vele werken over de authentieke plaatsen in de Brugse binnenstad lees je die verbeelding ook.’ De vrucht van die verbeeldingskracht in combinatie met het pure vakmanschap levert volgens Ruth een ‘magisch realisme’ op. ‘Op elk schilderij van Sylvain valt de koppeling van een realistische scène op met een magische lucht, die het geheel een eigen toets geeft.’

Lees je graag verder?

Klik dan hier