Waarschijnlijk heeft Odile Kinart geen inleiding nodig. Maar hoe fascinerend ze ook blijft, nog niet iedereen kent haar. De tijd is meer dan rijp om wat ruimte vrij te maken in deze rubriek voor de dame van wie de beelden al jaren het balieplein in het stadhuis sieren. En die internationaal te koop worden aangeboden in gerenommeerde galerijen.
Hoe wordt een mens kunstenaar?
Odile: Ik vond het altijd al fijn om met mijn handen bezig te zijn. Ik heb cursussen weven, breien, koken, papier scheppen en snit en naad gevolgd. En ten slotte ook boetseren in de avondacademie van Genk begin jaren 70, als ik het me nog juist herinner. Ik kreeg les van Raf Mailleux en Jan Withofs, beiden fijne leraars en fijne mensen. Ik denk met sympathie en een zekere nostalgie terug aan de ongedwongen familiale sfeer toen we in dat kleine gebouwtje zaten waar zich nu het station van Genk bevindt.
Je staat bekend bij het grote publiek voor karakteristieke hoofden uit keramiek en tal van andere materialen. Waarom hebben je beelden net die vorm?
Odile: De vormgeving van mijn beelden werd beïnvloed door etnische kunst, vooral door Afrikaanse houten beelden en precolumbiaanse keramiek. Vele zogenaamd primitieve beelden hebben grote hoofden en robuuste neuzen. Grote hoofden tref je ook aan in kindertekeningen. Ik veronderstel dat dat komt doordat de mens voornamelijk via het hoofd communiceert.
Die grote hoofden staan in contrast met de maten van andere lichaamsdelen, die je dikwijls opvallend klein afbeeldt. Zit het belang van maten in ons hoofd?
Odile: Mijn beelden zijn absoluut niet didactisch bedoeld, maar ongewild drukken ze een verlangen uit naar een harmonische, vriendelijke, ontspannen wereld. Mijn figuren zijn toeschouwers, een soort boeddhas. Er is een besef van vluchtigheid, van fragiliteit. Niets blijft. Alles vloeit. Er is humor ook. Simpelheid, ongecompliceerdheid zijn belangrijke eigenschappen. Wat de vorm betreft, is er het respect voor het ambachtelijke. Ik heb een absolute hekel aan hoogdravendheid en pretentie.
Je beelden lijken te zijn weggelopen uit een tijd waarin de mens durfde dromen van ongecompliceerd geluk. Klopt?
Odile: Mijn beelden zijn momentopnamen van levensblijheid. Ze ontstaan spontaan als blije beelden. Zelf ben ik niet zon opvallend blij mens. Misschien zit er onder vele lagen een oer-blijheid die naar boven borrelt? In het werk van collegas raakt me nochtans de weemoed om het vergankelijke, het imperfecte.
Welke kunstenaars laten je niet onberoerd?
Odile: Ik word diep ontroerd door de dode paarden van Berlinde De Bruyckere en door de gekwelde kinderen van Sofie Mulder. Ik leerde haar werk kennen via een tentoonstelling een hele tijd geleden op C-mine. Er staat een beeld van haar in de tuin van het Emile Van Dorenmuseum. Ik word stil van de beelden van Lotta Blokker, over wie ik een reportage zag in Het Uur van de Wolf (een documentairereeks op de Nederlands openbare omroep NPO, redactie). Maar ook lichtvoetige speelsheid trekt me aan zoals in de pure schoonheid van de kwetsbare strandbeesten van Theo Jansen. De houtenreuzenstoet van Royal de Luxe die ooit door Genk trok, vond ik geweldig: een combinatie van magie, poëzie en humor.
Je noemde kunst in een interview ooit niet voor de eeuwigheid. Moet kunst het hier en nu niet overstijgen?
Odile: Kunst voor de eeuwigheid? Ach, hou het simpel. Jaren geleden zag ik aan het eind van het journaal een korte reportage over een Afrikaans dorpshoofd dat zich zorgen maakte over de dorpskinderen die kilometers ver door onherbergzaam gebied naar een school moesten stappen. Hij kwam op het idee enkelen onder hen een ezeltje te schenken. Ze moesten het een naam geven en er goed voor zorgen. En als er een ezelsjong geboren werd het doorgeven aan een vriendje tot uiteindelijk alle kinderen op ezelsrug naar school konden rijden. Ik vond dat zon heerlijk blij makend, positief verhaal na al de kommer en kwel van het journaal. Ik heb later een ezelsbeeld gemaakt. Kunst voor de eeuwigheid? Laat maar zitten.
Je beelden zijn te koop in tal van steden in de hele wereld. Hoe voelt het om je eigen beelden onverwacht in een etalage te zien staan?
Odile: Ik ben 76 en ben aan het eind gekomen van een actieve periode met exposities in binnen- en buitenland. Mijn ambitie is wijs oud te zijn. Dat lukt niet altijd. Ik ben mantelzorger voor mijn 86-jarige vriend en maak nog beelden als ik er zin in heb. Binnen afzienbare tijd zal ik volledig stoppen met boetseren. Ik verlaat nu zelden huis en tuin, maar de wereld komt binnen via mijn medewerkers en bezoekers. Als ik stop met beelden maken stopt ook die bedrijvigheid. We zullen zien hoe dat gaat.
Hoe zet je de wereld om je heen even op pauze?
Odile: Ik heb een grote, heerlijke tuin van 50 are. Ik tuinier niet meer, maar ben buiten creatief bezig. Vorige herfst heb ik twee bloemenweiden aangelegd. Ik verzamel wilde planten. Soms roof ik er eentje langs de weg of aan de voet van de Winterslagse terril. Zo prachtig wat daar allemaal groeit en bloeit! In mijn tuin ontvang ik bezoekers op afspraak. Als ik stop met kunst, zal mijn tuin een belangrijke functie verliezen: die van beeldentuin. Misschien stel ik hem dan ter beschikking van kleine groepen die stilte zoeken. Ik denk erover na.
Wil je het werk van Odile Kinart gaan bewonderen?
Breng dan een bezoek aan haar expositieruimte en beeldentuin (Biegrachtstraat 38, Genk).
Boek een afspraak op www.okinart.be.